| Du bist schon 30, welch ein Schreck und nichts als ein Pantoffelheld. Du hast ein Kind und eine Frau und du kennst heute schon genau dein Altersgeld. Die Zukunft ist bereits vorbei denn das was kommt ist nicht mehr neu. |
Je bent nu dertig, en je schrikt: Je leven heeft zich haast voltrokken. Je hebt een kind, een vrouw, een baan. Niet zo gelukkig als je wou, Een held op sokken. Je leidt een uitzichtloos bestaan Met weinig kans om terug te gaan |
| Mit achtzehn warst Du voller Pläne Hattest viele Ideale. Die Konvention hast du verlacht. Du sprachst von Freiheit, wolltest klüger sein als alle Und oft hast du bei dir gedacht Daß du mal alles anders machst. |
Het leek zo mooi, je was pas achttien En je had nog idealen En aan conventies had je lak. Je kon je vrijheid en je toekomst zelf bepalen. Je had de wereld in je zak. Die kon je aan met groot gemak. |
| Gut, man muß vielleicht In seinen Wein mal Wasser gießen Denn das Alltagsleben Ist halt voll von Kompromissen Aber das große Ziel war klar, Es schien dir niemals in Gefahr. |
Goed, soms moest je wel Een scheutje water bij de wijn doen. Maar je kunt toch ook niet Steeds opnieuw een ander pijn doen. Als je je doel maar niet vergat. Toen kwam de liefde op je pad. |
| Dann hast du dich in sie verliebt, Du wolltest sie nicht mehr verlieren, Da warst du dir schon nicht mehr treu, Die langen Haare schneiden und ganz brav frisieren Auch mit dem Gammeln war's vorbei. Nun gut, was ist denn schon dabei. |
Je bleef jezelf zoveel je kon, Maar ook je wilde d'r niet kwijt zijn. Je was gelukkig met elkaar. Maar tot concessies moest je af en toe bereid zijn. D'r moest een heel stuk van je haar. Nou goed, dat pikte je dan maar. |
| Dann kam die Hochzeit und danach Die viel zu große Wohnung. Sie stellte ihre Möbel rein. Du machtest Kurse mit zur besseren Entlohnung Und stecktest jedes Unrecht ein Und langsam kriegten sie dich klein. |
Je zocht een huis voor jullie tweeën Want God, je wou toch samenwonen, Wanneer je straks getrouwd zou zijn. Je deed een cursus, Want dat scheelt zo met de lonen. Je vond het leven best wel fijn. En langzaam kregen ze je klein. |
| Gut, du stelltest dir Zumindest selbst noch manchmal Fragen Auch noch mit Krawatte Und mit weiß gesteiftem Kragen. Doch du hast alles mitgemacht Und's zum Abteilungschef gebracht |
Goed, je wou nog vechten, Voor je eigen overtuiging. En je droeg een pak Terwijl je eerst in broek en trui ging. Je bleef rechtvaardig en alert. Totdat je chefverkoper werd. |
| Nun bist du 30 und du weißt Es ist zu spät noch was zu ändern. Du gehst zur Arbeit, das ist Pflicht, Lebst wie ein Fremder in den eigenen vier Wänden Und deine Frau, die liebst du nicht. Na ja, das Kind zählt schon für dich. |
Nu ben je dertig, en je weet: Je leven heeft zich haast voltrokken. Je hebt een baan die je niet wou, Je hebt een flat waarvoor je veel te hard moet dokken, Je geeft niet echt meer om je vrouw. Maar ja, dat kind is ook van jou. |
| Am Samstag dann im Supermarkt lädst du den Wagen voller Essen, Konserven, Schinken, Käse, Wein. Doch dein Gefühl der Leere geht nicht weg vom Fressen Du wirst stets unzufrieden sein, Doch so geht's nicht nur dir allein. |
Op zaterdag: de supermarkt. Je gooit je auto vol met eten, Met nootjes, kaas en franse wijn, Om in het weekend je mislukking weg te vreten. En zo te wennen aan de pijn Dat je niet bent wie je wou zijn |
| Gut, man kann so tun, Als würde alles bestens stehn Aber seinen eignen Träumen Kann man nicht entgehn. Du hast sie irgendwo in dir Lebenslänglich eingesperrt. Lebenslänglich. |
Voor de waarheid Kun je dikwijls nog je ogen sluiten. Voor herinneringen niet; Die sluit je nimmer buiten. Die neem je mee je leven lang Want die bezit je onder dwang. Levenslang. |
Text: Robert Long/Michael Kunze
Musik Robert Long
LP: über kurz oder lang
Morgen sind wir tolerant
siehe auch: